In het kader van COP26 zetten we ook deze maand een bedrijf in de kijker dat begaan is met hernieuwbare energie. We hadden het plezier te kunnen praten met Mathias Van Steenwinkel, Head of Business Development bij Parkwind.
Dag Mathias, bedankt om ons te woord te willen staan. Kan je ons iets meer vertellen over Parkwind, en over jullie activiteiten in het VK?
Parkwind is een bedrijf uit de Colruyt Group. In 2008 had de groep de kans om te investeren in een eerste grootschalig offshore windproject in België. Het was een kapitaalintensieve beslissing, het moest vlug gaan… de hands-on mentaliteit van de Colruyt Group maakte het mogelijk om snel te schakelen en een succesvol project te realiseren, en zo is Parkwind geboren.
13 jaar later heeft Parkwind 130 mensen in dienst, en werken we aan projecten in heel Europa. We bouwen windmolenparken van A tot Z, van het zogenaamde early development naar final close. We blijven ook operationeel betrokken tijdens het hele project. Eigenlijk zijn we een relatief kleine speler in vergelijking met de enorme bedrijven in de markt, maar dat geeft ons een voordeel: we zijn lean and mean, zoals dat heet.
We mogen in België trots zijn op onze positie in de windenergiesector. Proportioneel gesproken zitten we in de top 5 wat betreft geïnstalleerd offshore wind vermogen. De relatief vroege instap in de offshore wind industrie heeft er mee voor gezorgd dat verschillende Belgische bedrijven vandaag meedraaien aan de top van de sector.
In de UK is ScotWind is een van Parkwind’s prioriteiten. We werken samen met het NextGen consortium aan een tender voor de toekenning van één of meerdere lease opties. De ontwikkeling gebeurt in wateren die geleased worden van Crown Estate Scotland, dus eigenlijk van de Britse monarchie. We hopen met Parkwind leases in deze wateren te verzilveren, om vervolgens onze ontwikkelingen te starten. Terzelfdertijd zijn we bezig met het ontwikkelen van twee projecten in Ierland. We zijn ook in Duitsland volop bezig met de voorbereiding van de offshore werken voor Arcadis Ost, dewelke beginnen in April 2022. Ondanks een sterke interesse in Engeland en Wales is het voor ons moeilijker om daar projecten op te starten. Als je daar offshore windenergie wil ontwikkelen, moeten partijen eerst hoge optie fees ophoesten voor het verkrijgen van exclusieve ontwikkelingsrechten. Dit mechanisme maakt het moeilijk voor vele ontwikkelaars om deel te nemen aan deze tenders.
Zo’n windmolenpark in zee…kan je ons een idee geven van de hoeveelheid energie die daar wordt opgewekt?
Als je nadenkt over de cijfers die gepaard gaan met zo’n offshore wind ontwikkelingen, dan is dat eigenlijk om van achterover te vallen. Per site worden ongeveer 100 windmolens geplaatst, waarmee je al snel uitkomt aan meer dan 1,5 gigawatt per site. De geplande levensduur van zo’n windmolens is 25 tot 30 jaar. Elke turbine produceert per jaar ongeveer 65 gigawattuur (GWh), en als je bedenkt dat een gemiddeld gezin in België per jaar ongeveer 3,5 megawattuur verbruikt…dan besef je al snel dat één turbine op één dag dezelfde hoeveelheid elektriciteit opwekt die 50 Belgische gezinnen op één volledig jaar verbruiken!
Los van offshore windenergie, waar zijn jullie nog mee bezig?
We werken op dit moment ook in Zeebrugge aan een zogenaamde electrolyser met een capaciteit van 25 megawatt. De electrolyser zal groene waterstof opwekken, die dan kan getransporteerd en opgeslagen worden. Zo kunnen we op gunstige momenten waterstof produceren via hernieuwbare energie om deze vervolgens op te slaan voor wanneer er minder energie beschikbaar is of de vraag naar waterstof groot is.
Is er in België eigenlijk nog veel potentieel om offshore windenergie te ontwikkelen?
De laatste zone die in België binnenkort kan ontwikkeld worden, de Prinses Elisabeth-zone, ligt in het Belgische deel van de Noordzee. De Haven van Oostende blijft voor die ontwikkeling (en voor andere windenergieprojecten in de Noordzee en elders) een belangrijke hub. De windturbines en funderingen worden geleverd in Oostende alvorens ze vertrekken voor installatie op zee. We mogen voor deze installatie rekenen op de expertise van andere Vlaamse bedrijven zoals DEME en Jan De Nul.
We hebben COP26 achter de rug. Jij staat midden in de industrie, wat denk jij dat de rol van bedrijven moet zijn in het bestrijden van klimaatverandering?
Ik denk dat de industriële sector een drijvende kracht moet zijn in de discussie rond klimaatverandering. En er zijn hoopvolle signalen: ik zie veel partijen die initiatieven nemen zonder daarvoor te willen wachten op incentives van overheden.
Neem Parkwind als voorbeeld: we zijn, zoals bijna ieder ander bedrijf, een organisatie die winst nastreeft. Maar dit is slechts een deel van onze doelstellingen, de manier waarop is minstens even belangrijk. Zo zijn we zelf proactief begonnen met het vergroenen van onze onderhoudsschepen. Zulke schepen kunnen per dag tot 700 liter diesel verbruiken – wij willen ze omvormen tot hybride schepen en ze uiteindelijk op waterstof laten lopen. Dat kost geld, en er zijn vandaag goedkopere oplossingen. Toch wachten we niet om deze stappen te nemen. Het feit dat dergelijke investeringsbeslissingen vandaag een brede steun bij vinden bij onze mede-aandeelhouders toont volgens mij aan dat er wel wat aan het veranderen is in de manier van denken over hoe we met het klimaat omgaan.
We zien dat ook bij de jonge mensen die we aanwerven: ze weten uiteraard dat ze bij een bedrijf komen werken dat werkt aan hernieuwbare energie, maar ze schrikken er niet voor terug om ons toch op de rooster te leggen. Waaruit halen jullie zelf jullie energie? Wat is jullie wagenparkbeleid? Wordt er onnodig geprint in het bedrijf? Dergelijke vragen krijgen we regelmatig te horen tijdens sollicitatiegesprekken, en dat toont aan dat de jongere generaties echt goed nadenken over wat hun, en onze, impact is op het milieu.
Mathias Van Steenwinkel, hartelijk dank voor dit gesprek.